어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/19351700.webp
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
제공하다
휴가객을 위해 해변 의자가 제공된다.
cms/verbs-webp/91442777.webp
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
밟다
이 발로는 땅을 밟을 수 없어.
cms/verbs-webp/49374196.webp
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
해고하다
내 상사는 나를 해고했다.
cms/verbs-webp/34664790.webp
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
패배하다
약한 개가 싸움에서 패배했다.
cms/verbs-webp/51573459.webp
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
강조하다
화장으로 눈을 잘 강조할 수 있다.
cms/verbs-webp/120762638.webp
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
말하다
나는 너에게 중요한 것을 말할 것이 있다.
cms/verbs-webp/104135921.webp
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
들어가다
그는 호텔 방에 들어간다.
cms/verbs-webp/43532627.webp
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
살다
그들은 공동 주택에 살고 있다.
cms/verbs-webp/63244437.webp
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
덮다
그녀는 얼굴을 덮는다.
cms/verbs-webp/128159501.webp
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
섞다
다양한 재료들을 섞어야 한다.
cms/verbs-webp/104759694.webp
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
희망하다
많은 사람들이 유럽에서 더 나은 미래를 희망한다.
cms/verbs-webp/21342345.webp
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
좋아하다
아이는 새 장난감을 좋아한다.