Žodynas

Išmok veiksmažodžių – olandų

cms/verbs-webp/47241989.webp
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
tikrinti
Ko tu nežinai, turėtum patikrinti.
cms/verbs-webp/75281875.webp
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
rūpintis
Mūsų šeimininkas rūpinasi sniego šalinimu.
cms/verbs-webp/42111567.webp
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
suklysti
Pagalvok atidžiai, kad nesuklystum!
cms/verbs-webp/85010406.webp
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
šokti per
Sportininkui reikia peršokti kliūtį.
cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
meluoti
Jis dažnai meluoja, kai nori kažką parduoti.
cms/verbs-webp/66787660.webp
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
dažyti
Noriu dažyti savo butą.
cms/verbs-webp/56994174.webp
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
išeiti
Kas išeina iš kiaušinio?
cms/verbs-webp/71883595.webp
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
ignoruoti
Vaikas ignoruoja savo motinos žodžius.
cms/verbs-webp/120452848.webp
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
žinoti
Ji beveik išmintimi žino daug knygų.
cms/verbs-webp/49853662.webp
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
užrašyti
Menininkai užrašė visą sieną.
cms/verbs-webp/57481685.webp
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
pakartoti metus
Studentas pakartojo metus.
cms/verbs-webp/118026524.webp
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
gauti
Aš galiu gauti labai greitą internetą.