Woordenlijst
Leer bijwoorden – Engels (UK)

there
The goal is there.
daar
Het doel is daar.

out
He would like to get out of prison.
uit
Hij zou graag uit de gevangenis willen komen.

anytime
You can call us anytime.
altijd
Je kunt ons altijd bellen.

very
The child is very hungry.
erg
Het kind is erg hongerig.

more
Older children receive more pocket money.
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.

never
One should never give up.
nooit
Men moet nooit opgeven.

correct
The word is not spelled correctly.
correct
Het woord is niet correct gespeld.

alone
I am enjoying the evening all alone.
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.

out
She is coming out of the water.
uit
Ze komt uit het water.

down
She jumps down into the water.
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.

also
Her girlfriend is also drunk.
ook
Haar vriendin is ook dronken.
