Woordenlijst

Leer bijwoorden – Portugees (BR)

cms/adverbs-webp/142522540.webp
através
Ela quer atravessar a rua com o patinete.
over
Ze wil de straat oversteken met de scooter.
cms/adverbs-webp/46438183.webp
antes
Ela era mais gorda antes do que agora.
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.
cms/adverbs-webp/10272391.webp
Ele já está dormindo.
al
Hij slaapt al.
cms/adverbs-webp/141168910.webp
O objetivo está lá.
daar
Het doel is daar.
cms/adverbs-webp/123249091.webp
juntos
Os dois gostam de brincar juntos.
samen
De twee spelen graag samen.
cms/adverbs-webp/172832880.webp
muito
A criança está muito faminta.
erg
Het kind is erg hongerig.
cms/adverbs-webp/96228114.webp
agora
Devo ligar para ele agora?
nu
Moet ik hem nu bellen?
cms/adverbs-webp/54073755.webp
em cima
Ele sobe no telhado e senta-se em cima.
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.
cms/adverbs-webp/170728690.webp
sozinho
Estou aproveitando a noite todo sozinho.
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
cms/adverbs-webp/29021965.webp
não
Eu não gosto do cacto.
niet
Ik hou niet van de cactus.
cms/adverbs-webp/176340276.webp
quase
Está quase meia-noite.
bijna
Het is bijna middernacht.
cms/adverbs-webp/22328185.webp
um pouco
Eu quero um pouco mais.
een beetje
Ik wil een beetje meer.