Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/115113805.webp
gesels
Hulle gesels met mekaar.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
cms/verbs-webp/117953809.webp
verdra
Sy kan nie die sang verdra nie.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
cms/verbs-webp/113136810.webp
stuur af
Hierdie pakkie sal binnekort afgestuur word.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
cms/verbs-webp/86583061.webp
betaal
Sy het met ’n kredietkaart betaal.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
cms/verbs-webp/59552358.webp
bestuur
Wie bestuur die geld in jou gesin?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/116610655.webp
bou
Wanneer is die Groot Muur van China gebou?
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
cms/verbs-webp/84847414.webp
versorg
Ons seun versorg sy nuwe motor baie goed.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
cms/verbs-webp/118780425.webp
proe
Die hoofsjef proe die sop.
proeven
De chef-kok proeft de soep.
cms/verbs-webp/60111551.webp
neem
Sy moet baie medikasie neem.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
cms/verbs-webp/49374196.webp
ontslaan
My baas het my ontslaan.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan nie meer vandag nie.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
cms/verbs-webp/115224969.webp
vergewe
Ek vergewe hom sy skulde.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.