Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/63935931.webp
draai
Sy draai die vleis.
draaien
Ze draait het vlees.
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbrand
Die vuur sal baie van die woud afbrand.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
cms/verbs-webp/116358232.webp
gebeur
Iets sleg het gebeur.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
cms/verbs-webp/67232565.webp
stem saam
Die bure kon nie oor die kleur saamstem nie.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
cms/verbs-webp/5135607.webp
trek uit
Die buurman trek uit.
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/77572541.webp
verwyder
Die ambagsman het die ou teëls verwyder.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
cms/verbs-webp/75487437.webp
lei
Die mees ervare stapper lei altyd.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
cms/verbs-webp/113248427.webp
wen
Hy probeer om by skaak te wen.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
cms/verbs-webp/55788145.webp
bedek
Die kind bedek sy ore.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/132030267.webp
verbruik
Sy verbruik ’n stuk koek.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
cms/verbs-webp/30793025.webp
spog
Hy hou daarvan om met sy geld te spog.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
cms/verbs-webp/130770778.webp
reis
Hy hou daarvan om te reis en het baie lande gesien.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.