Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/53064913.webp
sluit
Sy sluit die gordyne.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
cms/verbs-webp/86710576.webp
vertrek
Ons vakansiegaste het gister vertrek.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
cms/verbs-webp/124575915.webp
verbeter
Sy wil haar figuur verbeter.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbring
Die hond bring die speelding terug.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
cms/verbs-webp/61575526.webp
plek maak
Baie ou huise moet plek maak vir die nuwes.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
cms/verbs-webp/40632289.webp
gesels
Studente moet nie tydens die klas gesels nie.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
cms/verbs-webp/74908730.webp
veroorsaak
Te veel mense veroorsaak vinnig chaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/77738043.webp
begin
Die soldate begin.
beginnen
De soldaten beginnen.
cms/verbs-webp/80060417.webp
ry weg
Sy ry weg in haar motor.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
cms/verbs-webp/86996301.webp
opstaan vir
Die twee vriende wil altyd vir mekaar opstaan.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
cms/verbs-webp/117284953.webp
uitsoek
Sy soek ’n nuwe sonbril uit.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
cms/verbs-webp/100011930.webp
vertel
Sy vertel haar ’n geheim.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.