Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/115628089.webp
voorberei
Sy berei ’n koek voor.
bereiden
Ze bereidt een taart.
cms/verbs-webp/22225381.webp
vertrek
Die skip vertrek uit die hawe.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
cms/verbs-webp/107852800.webp
kyk
Sy kyk deur ’n verkyker.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
cms/verbs-webp/36190839.webp
veg
Die brandweer beveg die brand vanuit die lug.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
cms/verbs-webp/82669892.webp
gaan
Waarheen gaan julle albei?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
cms/verbs-webp/47802599.webp
verkies
Baie kinders verkies lekkers bo gesonde dinge.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
cms/verbs-webp/100434930.webp
eindig
Die roete eindig hier.
eindigen
De route eindigt hier.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloed
Laat jouself nie deur ander beïnvloed nie!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
cms/verbs-webp/15441410.webp
uitpraat
Sy wil by haar vriendin uitpraat.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
cms/verbs-webp/118780425.webp
proe
Die hoofsjef proe die sop.
proeven
De chef-kok proeft de soep.
cms/verbs-webp/30314729.webp
ophou
Ek wil nou begin ophou rook!
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
cms/verbs-webp/119404727.webp
doen
Jy moes dit ’n uur gelede gedoen het!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!