Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch

plavat
Pravidelně plave.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

brát
Musí brát spoustu léků.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.

viset
Oba visí na větvi.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

poslouchat
Děti rády poslouchají její příběhy.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

sloužit
Psi rádi slouží svým majitelům.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.

setkat se
Někdy se setkávají na schodišti.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

zničit
Soubory budou zcela zničeny.
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.

začít běhat
Sportovec se chystá začít běhat.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.

přeskočit
Sportovec musí přeskočit překážku.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.

posílit
Gymnastika posiluje svaly.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.

zabít
Buďte opatrní, s tou sekerou můžete někoho zabít!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
