Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/64053926.webp
overkomme
Atleterne overkommer vandfaldet.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
cms/verbs-webp/51573459.webp
fremhæve
Du kan fremhæve dine øjne godt med makeup.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
cms/verbs-webp/90032573.webp
kende
Børnene er meget nysgerrige og kender allerede meget.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
cms/verbs-webp/118232218.webp
beskytte
Børn skal beskyttes.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
cms/verbs-webp/124274060.webp
efterlade
Hun efterlod mig en skive pizza.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
cms/verbs-webp/87142242.webp
hænge ned
Hængekøjen hænger ned fra loftet.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
cms/verbs-webp/125116470.webp
stole på
Vi stoler alle på hinanden.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
cms/verbs-webp/51465029.webp
gå langsomt
Uret går et par minutter langsomt.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
cms/verbs-webp/116067426.webp
løbe væk
Alle løb væk fra ilden.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
cms/verbs-webp/63935931.webp
vende
Hun vender kødet.
draaien
Ze draait het vlees.
cms/verbs-webp/73649332.webp
råbe
Hvis du vil høres, skal du råbe din besked højt.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
cms/verbs-webp/80356596.webp
sige farvel
Kvinden siger farvel.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.