Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/118826642.webp
forklare
Bedstefar forklarer verden for sin barnebarn.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
cms/verbs-webp/82669892.webp
Hvor går I begge to?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
cms/verbs-webp/115172580.webp
bevise
Han vil bevise en matematisk formel.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/114379513.webp
dække
Vandliljerne dækker vandet.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/84506870.webp
blive fuld
Han bliver fuld næsten hver aften.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
cms/verbs-webp/101938684.webp
udføre
Han udfører reparationen.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
cms/verbs-webp/84476170.webp
kræve
Han krævede kompensation fra den person, han havde en ulykke med.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
cms/verbs-webp/116932657.webp
modtage
Han modtager en god pension i alderdommen.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/102136622.webp
trække
Han trækker slæden.
trekken
Hij trekt de slee.
cms/verbs-webp/121112097.webp
male
Jeg har malet et smukt billede til dig!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/62175833.webp
opdage
Sømændene har opdaget et nyt land.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
cms/verbs-webp/63868016.webp
bringe tilbage
Hunden bringer legetøjet tilbage.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.