Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/93150363.webp
aufwachen
Er ist soeben aufgewacht.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
cms/verbs-webp/91603141.webp
durchbrennen
Manche Kinder brennen von zu Hause durch.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
cms/verbs-webp/120254624.webp
leiten
Es macht ihm Spaß, ein Team zu leiten.
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/100298227.webp
umarmen
Er umarmt seinen alten Vater.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
cms/verbs-webp/102167684.webp
vergleichen
Sie vergleichen ihre Figur.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
cms/verbs-webp/81236678.webp
versäumen
Sie hat einen wichtigen Termin versäumt.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
cms/verbs-webp/61389443.webp
liegen
Die Kinder liegen zusammen im Gras.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/119747108.webp
essen
Was wollen wir heute essen?
eten
Wat willen we vandaag eten?
cms/verbs-webp/113418367.webp
sich entscheiden
Sie kann sich nicht entscheiden, welche Schuhe sie anzieht.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/50772718.webp
stornieren
Der Vertrag wurde storniert.
annuleren
Het contract is geannuleerd.
cms/verbs-webp/101383370.webp
ausgehen
Die Mädchen gehen gern zusammen aus.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
cms/verbs-webp/28993525.webp
mitkommen
Komm jetzt mit!
meekomen
Kom nu mee!