Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/79317407.webp
befehlen
Er befiehlt seinem Hund etwas.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
cms/verbs-webp/96586059.webp
entlassen
Der Chef hat ihn entlassen.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
cms/verbs-webp/91696604.webp
zulassen
Man soll keine Depression zulassen.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
cms/verbs-webp/129002392.webp
erforschen
Die Astronauten wollen das Weltall erforschen.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
cms/verbs-webp/116932657.webp
beziehen
Er bezieht im Alter eine gute Rente.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/75508285.webp
sich freuen
Kinder freuen sich immer über Schnee.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
cms/verbs-webp/91254822.webp
pflücken
Sie hat einen Apfel gepflückt.
plukken
Ze plukte een appel.
cms/verbs-webp/102168061.webp
protestieren
Die Menschen protestieren gegen Ungerechtigkeit.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
cms/verbs-webp/99392849.webp
entfernen
Wie kann man einen Rotweinfleck entfernen?
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
cms/verbs-webp/115153768.webp
erkennen
Ich erkenne durch meine neue Brille alles genau.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
cms/verbs-webp/82669892.webp
hingehen
Wo geht ihr beide denn hin?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
cms/verbs-webp/58292283.webp
fordern
Er fordert Schadensersatz.
eisen
Hij eist compensatie.