Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/120368888.webp
erzählen
Sie hat mir ein Geheimnis erzählt.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
cms/verbs-webp/100565199.webp
frühstücken
Wir frühstücken am liebsten im Bett.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
cms/verbs-webp/118567408.webp
meinen
Wer, meinen Sie, ist stärker?
denken
Wie denk je dat sterker is?
cms/verbs-webp/63935931.webp
wenden
Sie wendet das Fleisch.
draaien
Ze draait het vlees.
cms/verbs-webp/120686188.webp
lernen
Die Mädchen lernen gern zusammen.
studeren
De meisjes studeren graag samen.
cms/verbs-webp/96586059.webp
entlassen
Der Chef hat ihn entlassen.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
cms/verbs-webp/106622465.webp
sich setzen
Sie setzt sich beim Sonnenuntergang ans Meer.
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
cms/verbs-webp/110667777.webp
verantworten
Der Arzt verantwortet die Therapie.
verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
cms/verbs-webp/121820740.webp
losgehen
Die Wanderer gingen schon früh am Morgen los.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
cms/verbs-webp/103163608.webp
zählen
Sie zählt die Münzen.
tellen
Ze telt de munten.
cms/verbs-webp/9435922.webp
näherkommen
Die Schnecken kommen einander näher.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
cms/verbs-webp/4706191.webp
praktizieren
Die Frau praktiziert Yoga.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.