Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/93947253.webp
sterben
In Filmen sterben viele Menschen.
sterven
Veel mensen sterven in films.
cms/verbs-webp/122079435.webp
steigern
Das Unternehmen hat seinen Umsatz gesteigert.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/125088246.webp
nachahmen
Das Kind ahmt ein Flugzeug nach.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
cms/verbs-webp/89025699.webp
schleppen
Der Esel schleppt eine schwere Last.
dragen
De ezel draagt een zware last.
cms/verbs-webp/32685682.webp
mitbekommen
Das Kind bekommt den Streit seiner Eltern mit.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
cms/verbs-webp/86996301.webp
einstehen
Die beiden Freundinnen wollen immer für einander einstehen.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
cms/verbs-webp/115847180.webp
mithelfen
Alle helfen mit, das Zelt aufzubauen.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
cms/verbs-webp/100634207.webp
erläutern
Sie erläutert ihm, wie das Gerät funktioniert.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
cms/verbs-webp/119425480.webp
nachdenken
Beim Schachspiel muss man viel nachdenken.
denken
Je moet veel denken bij schaken.
cms/verbs-webp/91254822.webp
pflücken
Sie hat einen Apfel gepflückt.
plukken
Ze plukte een appel.
cms/verbs-webp/68435277.webp
kommen
Es freut mich, dass Sie gekommen sind!
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
cms/verbs-webp/89869215.webp
kicken
Sie kicken gern, aber nur beim Tischfußball.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.