Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/79046155.webp
wiederholen
Können Sie das bitte wiederholen?
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
cms/verbs-webp/101630613.webp
durchsuchen
Der Einbrecher durchsucht das Haus.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
cms/verbs-webp/104302586.webp
zurückbekommen
Ich habe das Wechselgeld zurückbekommen.
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
cms/verbs-webp/85968175.webp
beschädigen
Bei dem Unfall wurden zwei Autos beschädigt.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
cms/verbs-webp/91254822.webp
pflücken
Sie hat einen Apfel gepflückt.
plukken
Ze plukte een appel.
cms/verbs-webp/103163608.webp
zählen
Sie zählt die Münzen.
tellen
Ze telt de munten.
cms/verbs-webp/102823465.webp
vorweisen
Ich kann ein Visum in meinem Pass vorweisen.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/106088706.webp
aufstehen
Sie kann nicht mehr allein aufstehen.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
cms/verbs-webp/84847414.webp
pflegen
Unser Sohn pflegt seinen neuen Wagen sehr.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
cms/verbs-webp/98060831.webp
herausgeben
Der Verlag gibt diese Zeitschriften heraus.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
cms/verbs-webp/61806771.webp
bringen
Der Bote bringt ein Paket.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cms/verbs-webp/90032573.webp
wissen
Die Kinder sind sehr neugierig und wissen schon viel.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.