Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/102136622.webp
ziehen
Er zieht den Schlitten.
trekken
Hij trekt de slee.
cms/verbs-webp/86583061.webp
bezahlen
Sie bezahlte per Kreditkarte.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
cms/verbs-webp/55372178.webp
weiterkommen
Schnecken kommen nur langsam weiter.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
cms/verbs-webp/68561700.webp
offenlassen
Wer die Fenster offenlässt, lockt Einbrecher an!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
cms/verbs-webp/84365550.webp
befördern
Der Lastwagen befördert die Güter.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/62069581.webp
senden
Ich sende dir einen Brief.
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/98977786.webp
nennen
Wie viele Länder kannst du nennen?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/109099922.webp
erinnern
Der Computer erinnert mich an meine Termine.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/90287300.webp
läuten
Hörst du die Glocke läuten?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
cms/verbs-webp/33564476.webp
vorbeibringen
Der Pizzabote bringt die Pizza vorbei.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
cms/verbs-webp/12991232.webp
danken
Ich danke dir ganz herzlich dafür!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
cms/verbs-webp/82095350.webp
schieben
Die Pflegerin schiebt den Patienten in einem Rollstuhl.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.