Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/65199280.webp
run after
The mother runs after her son.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/118567408.webp
think
Who do you think is stronger?
denken
Wie denk je dat sterker is?
cms/verbs-webp/106725666.webp
check
He checks who lives there.
controleren
Hij controleert wie daar woont.
cms/verbs-webp/75487437.webp
lead
The most experienced hiker always leads.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
cms/verbs-webp/115172580.webp
prove
He wants to prove a mathematical formula.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/21342345.webp
like
The child likes the new toy.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
cms/verbs-webp/124740761.webp
stop
The woman stops a car.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
cms/verbs-webp/90287300.webp
ring
Do you hear the bell ringing?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
cms/verbs-webp/100585293.webp
turn around
You have to turn the car around here.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/119847349.webp
hear
I can’t hear you!
horen
Ik kan je niet horen!
cms/verbs-webp/71612101.webp
enter
The subway has just entered the station.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
cms/verbs-webp/78973375.webp
get a sick note
He has to get a sick note from the doctor.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.