Woordenlijst
Leer werkwoorden – Esperanto

esti venkita
La pli malforta hundo estas venkita en la batalo.
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.

formi
Ni formi bonan teamon kune.
vormen
We vormen samen een goed team.

edziniĝi
La paro ĵus edziniĝis.
trouwen
Het stel is net getrouwd.

sendi
Li sendas leteron.
sturen
Hij stuurt een brief.

gvidi
Li gvidas la knabinon per la mano.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.

tiri
Li tiras la sledon.
trekken
Hij trekt de slee.

mensogi
Foje oni devas mensogi en urĝa situacio.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.

pensi
Ŝi ĉiam devas pensi pri li.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.

rekompenci
Li estis rekompencita per medalo.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.

frenezi
La folioj frenezas sub miaj piedoj.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.

klarigi
Ŝi klarigas al li kiel la aparato funkcias.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
