Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

cms/verbs-webp/74119884.webp
malfermi
La infano malfermas sian donacon.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
cms/verbs-webp/113415844.webp
forlasi
Multaj angloj volis forlasi la EU-on.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
cms/verbs-webp/111750395.webp
reiri
Li ne povas reiri sole.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/106851532.webp
rigardi
Ili rigardis unu la alian dum longa tempo.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
cms/verbs-webp/121820740.webp
ekiri
La montmarŝantoj ekiris frue matene.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
cms/verbs-webp/119520659.webp
menci
Kiom da fojoj mi devas menci ĉi tiun argumenton?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
cms/verbs-webp/122153910.webp
dividi
Ili dividas la domecajn laborojn inter si.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parki
La bicikloj estas parkitaj antaŭ la domo.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/123213401.webp
malami
La du knaboj malamas unu la alian.
haten
De twee jongens haten elkaar.
cms/verbs-webp/118253410.webp
elspezi
Ŝi elspezis ĉiun sian monon.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
cms/verbs-webp/85871651.webp
bezoni
Mi urĝe bezonas ferion; mi devas iri!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
cms/verbs-webp/123844560.webp
protekti
Kasko supozeble protektas kontraŭ akcidentoj.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.