Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/65840237.webp
enviar
Me enviarán los productos en un paquete.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
cms/verbs-webp/110322800.webp
hablar mal
Los compañeros de clase hablan mal de ella.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
cms/verbs-webp/83776307.webp
mudar
Mi sobrino se está mudando.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/90032573.webp
saber
Los niños son muy curiosos y ya saben mucho.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
cms/verbs-webp/101890902.webp
producir
Producimos nuestra propia miel.
produceren
We produceren onze eigen honing.
cms/verbs-webp/123953850.webp
salvar
Los médicos pudieron salvar su vida.
redden
De dokters konden zijn leven redden.
cms/verbs-webp/120801514.webp
extrañar
¡Te extrañaré mucho!
missen
Ik zal je zo erg missen!
cms/verbs-webp/75487437.webp
liderar
El senderista más experimentado siempre lidera.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
cms/verbs-webp/87205111.webp
apoderarse de
Las langostas se han apoderado.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
cms/verbs-webp/102397678.webp
publicar
La publicidad a menudo se publica en periódicos.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
cms/verbs-webp/102823465.webp
mostrar
Puedo mostrar una visa en mi pasaporte.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/56994174.webp
salir
¿Qué sale del huevo?
uitkomen
Wat komt er uit het ei?