Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/108991637.webp
evitar
Ella evita a su compañero de trabajo.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
cms/verbs-webp/123298240.webp
encontrar
Los amigos se encontraron para cenar juntos.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
cms/verbs-webp/123953850.webp
salvar
Los médicos pudieron salvar su vida.
redden
De dokters konden zijn leven redden.
cms/verbs-webp/119501073.webp
yacer
Ahí está el castillo, ¡yace justo enfrente!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
cms/verbs-webp/30793025.webp
presumir
Le gusta presumir de su dinero.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
cms/verbs-webp/113316795.webp
iniciar sesión
Tienes que iniciar sesión con tu contraseña.
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
cms/verbs-webp/95190323.webp
votar
Se vota a favor o en contra de un candidato.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
cms/verbs-webp/89869215.webp
patear
Les gusta patear, pero solo en fut
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
cms/verbs-webp/86996301.webp
defender
Los dos amigos siempre quieren defenderse mutuamente.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
cms/verbs-webp/97593982.webp
preparar
¡Se está preparando un delicioso desayuno!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
cms/verbs-webp/38753106.webp
hablar
No se debe hablar demasiado alto en el cine.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
cms/verbs-webp/1502512.webp
leer
No puedo leer sin gafas.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.