Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/119188213.webp
votar
Los votantes están votando sobre su futuro hoy.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
cms/verbs-webp/102631405.webp
olvidar
Ella no quiere olvidar el pasado.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
cms/verbs-webp/60111551.webp
tomar
Ella tiene que tomar mucha medicación.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
cms/verbs-webp/101945694.webp
dormir
Quieren finalmente dormir hasta tarde una noche.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
cms/verbs-webp/74036127.webp
fallar
El hombre falló su tren.
missen
De man heeft zijn trein gemist.
cms/verbs-webp/102447745.webp
cancelar
Desafortunadamente, canceló la reunión.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cms/verbs-webp/115267617.webp
atrever
Se atrevieron a saltar del avión.
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
cms/verbs-webp/118008920.webp
empezar
La escuela está a punto de empezar para los niños.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
cms/verbs-webp/34567067.webp
buscar
La policía está buscando al perpetrador.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
cms/verbs-webp/124525016.webp
yacer
El tiempo de su juventud yace muy atrás.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
cms/verbs-webp/112444566.webp
hablar con
Alguien debería hablar con él; está muy solo.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
cms/verbs-webp/91997551.webp
entender
No se puede entender todo sobre las computadoras.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.