Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/73880931.webp
limpiar
El trabajador está limpiando la ventana.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/108295710.webp
deletrear
Los niños están aprendiendo a deletrear.
spellen
De kinderen leren spellen.
cms/verbs-webp/114231240.webp
mentir
A menudo miente cuando quiere vender algo.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
cms/verbs-webp/107996282.webp
referir
El profesor se refiere al ejemplo en la pizarra.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
cms/verbs-webp/99392849.webp
quitar
¿Cómo se puede quitar una mancha de vino tinto?
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?