Woordenlijst
Leer werkwoorden – Spaans

limpiar
El trabajador está limpiando la ventana.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

deletrear
Los niños están aprendiendo a deletrear.
spellen
De kinderen leren spellen.

mentir
A menudo miente cuando quiere vender algo.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.

referir
El profesor se refiere al ejemplo en la pizarra.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
