Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/62069581.webp
enviar
Te estoy enviando una carta.
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/99392849.webp
quitar
¿Cómo se puede quitar una mancha de vino tinto?
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
cms/verbs-webp/43100258.webp
encontrar
A veces se encuentran en la escalera.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
cms/verbs-webp/113253386.webp
salir
No salió bien esta vez.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
cms/verbs-webp/61806771.webp
traer
El mensajero trae un paquete.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cms/verbs-webp/120624757.webp
caminar
A él le gusta caminar en el bosque.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
cms/verbs-webp/108991637.webp
evitar
Ella evita a su compañero de trabajo.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
cms/verbs-webp/129244598.webp
limitar
Durante una dieta, tienes que limitar tu ingesta de alimentos.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
cms/verbs-webp/122707548.webp
estar
El montañista está en la cima.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
cms/verbs-webp/117490230.webp
ordenar
Ella se ordena el desayuno para ella misma.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
cms/verbs-webp/123211541.webp
nevar
Hoy ha nevado mucho.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/90539620.webp
pasar
A veces el tiempo pasa lentamente.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.