Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/102731114.webp
publicar
El editor ha publicado muchos libros.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
cms/verbs-webp/63244437.webp
cubrir
Ella cubre su cara.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
cms/verbs-webp/5135607.webp
mudar
El vecino se está mudando.
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/87994643.webp
caminar
El grupo caminó por un puente.
wandelen
De groep wandelde over een brug.
cms/verbs-webp/122153910.webp
dividir
Se dividen las tareas del hogar entre ellos.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
cms/verbs-webp/123203853.webp
causar
El alcohol puede causar dolores de cabeza.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
cms/verbs-webp/38296612.webp
existir
Los dinosaurios ya no existen hoy en día.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
cms/verbs-webp/98561398.webp
mezclar
El pintor mezcla los colores.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
cms/verbs-webp/127720613.webp
extrañar
Él extraña mucho a su novia.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
cms/verbs-webp/110646130.webp
cubrir
Ha cubierto el pan con queso.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
cms/verbs-webp/96586059.webp
despedir
El jefe lo ha despedido.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
cms/verbs-webp/123844560.webp
proteger
Se supone que un casco protege contra accidentes.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.