Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/120452848.webp
teadma
Ta teab paljusid raamatuid peaaegu peast.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
cms/verbs-webp/95056918.webp
juhtima
Ta juhib tüdrukut käest.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
cms/verbs-webp/105854154.webp
piirama
Aiad piiravad meie vabadust.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
cms/verbs-webp/47062117.webp
hakkama saama
Ta peab hakkama saama väheste vahenditega.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/91930309.webp
importima
Me impordime vilju paljudest riikidest.
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
cms/verbs-webp/120128475.webp
mõtlema
Ta peab teda alati mõtlema.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/14606062.webp
õigustatud olema
Eakad inimesed on pensioni saamise õigusega.
recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.
cms/verbs-webp/106665920.webp
tundma
Ema tunneb oma lapse vastu palju armastust.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
cms/verbs-webp/123519156.webp
veetma
Ta veedab kogu oma vaba aja väljas.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
cms/verbs-webp/84943303.webp
asuma
Pärl asub kestas.
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.
cms/verbs-webp/128644230.webp
uuendama
Maaler soovib seina värvi uuendada.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
cms/verbs-webp/115172580.webp
tõestama
Ta soovib tõestada matemaatilist valemit.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.