Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/94153645.webp
nutma
Laps nutab vannis.
huilen
Het kind huilt in het bad.
cms/verbs-webp/42212679.webp
töötama
Ta töötas oma head hinnete nimel kõvasti.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
cms/verbs-webp/105785525.webp
ähvardama
Katastroof on lähedal.
op handen zijn
Een ramp is op handen.
cms/verbs-webp/74119884.webp
avama
Laps avab oma kingituse.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
cms/verbs-webp/130814457.webp
lisama
Ta lisab kohvile natuke piima.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
cms/verbs-webp/36190839.webp
võitlema
Päästetöötajad võitlevad tulekahjuga õhust.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
cms/verbs-webp/115224969.webp
andestama
Ma annan talle võlad andeks.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
cms/verbs-webp/17624512.webp
harjuma
Lapsed peavad harjuma hammaste pesemisega.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
cms/verbs-webp/104135921.webp
sisestama
Ta sisestab hotellituppa.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
cms/verbs-webp/93150363.webp
ärkama
Ta on just ärganud.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
cms/verbs-webp/110775013.webp
kirja panema
Ta tahab oma äriideed kirja panna.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
cms/verbs-webp/101742573.webp
värvima
Ta on oma käed ära värvind.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.