Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/113136810.webp
ära saatma
See pakend saadetakse varsti ära.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
cms/verbs-webp/100466065.webp
välja jätma
Sa võid tee sisse suhkru välja jätta.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
cms/verbs-webp/46385710.webp
aktsepteerima
Siin aktsepteeritakse krediitkaarte.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
cms/verbs-webp/118868318.webp
meeldima
Talle meeldib šokolaad rohkem kui köögiviljad.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
cms/verbs-webp/91603141.webp
ära jooksma
Mõned lapsed jooksevad kodust ära.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
cms/verbs-webp/112970425.webp
pahandama
Ta pahandab, sest ta norskab alati.
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
cms/verbs-webp/113248427.webp
võitma
Ta üritab males võita.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
cms/verbs-webp/125385560.webp
pesema
Ema peseb oma last.
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/114379513.webp
katma
Vesiroosid katab vee.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/123619164.webp
ujuma
Ta ujub regulaarselt.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
cms/verbs-webp/120900153.webp
välja minema
Lapsed tahavad lõpuks välja minna.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/6307854.webp
juurde tulema
Õnn tuleb sinu juurde.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.