Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/91367368.webp
jalutama minema
Perekond läheb pühapäeviti jalutama.
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
cms/verbs-webp/93169145.webp
rääkima
Ta räägib oma kuulajaskonnaga.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
cms/verbs-webp/124575915.webp
parandama
Ta tahab oma figuuri parandada.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
cms/verbs-webp/51573459.webp
rõhutama
Sa võid meigiga hästi oma silmi rõhutada.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
cms/verbs-webp/89025699.webp
kandma
Eesel kannab rasket koormat.
dragen
De ezel draagt een zware last.
cms/verbs-webp/32312845.webp
välistama
Grupp välistab ta.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
cms/verbs-webp/123492574.webp
treenima
Professionaalsed sportlased peavad iga päev treenima.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
cms/verbs-webp/89516822.webp
karistama
Ta karistas oma tütart.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/30793025.webp
eputama
Ta meeldib eputada oma rahaga.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
cms/verbs-webp/859238.webp
tegelema
Ta tegeleb ebatavalise elukutsega.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
cms/verbs-webp/132030267.webp
tarbima
Ta tarbib tüki kooki.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
cms/verbs-webp/59121211.webp
helistama
Kes uksekella helistas?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?