Woordenlijst

наказывать

Она наказала свою дочь.

nakazyvat‘

Ona nakazala svoyu doch‘.

straffen

Ze strafte haar dochter.

ждать

Нам еще придется ждать месяц.

zhdat‘

Nam yeshche pridetsya zhdat‘ mesyats.

wachten

We moeten nog een maand wachten.

пропустить

Она пропустила важную встречу.

propustit‘

Ona propustila vazhnuyu vstrechu.

missen

Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

объяснять

Она объясняет ему, как работает устройство.

ob“yasnyat‘

Ona ob“yasnyayet yemu, kak rabotayet ustroystvo.

uitleggen

Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.

требовать

Мой внук требует от меня много.

trebovat‘

Moy vnuk trebuyet ot menya mnogo.

vragen

Mijn kleinkind vraagt veel van mij.

жить

Они живут в коммунальной квартире.

zhit‘

Oni zhivut v kommunal‘noy kvartire.

wonen

Ze wonen in een gedeeld appartement.

доверять

Мы все доверяем друг другу.

doveryat‘

My vse doveryayem drug drugu.

vertrouwen

We vertrouwen elkaar allemaal.

говорить

Он говорит со своей аудиторией.

govorit‘

On govorit so svoyey auditoriyey.

spreken

Hij spreekt tot zijn publiek.

защищать

Детей нужно защищать.

zashchishchat‘

Detey nuzhno zashchishchat‘.

beschermen

Kinderen moeten beschermd worden.

исследовать

Астронавты хотят исследовать космическое пространство.

issledovat‘

Astronavty khotyat issledovat‘ kosmicheskoye prostranstvo.

verkennen

De astronauten willen de ruimte verkennen.

должен

Он должен выйти здесь.

dolzhen

On dolzhen vyyti zdes‘.

moeten

Hij moet hier uitstappen.

надеяться

Многие надеются на лучшее будущее в Европе.

nadeyat‘sya

Mnogiye nadeyutsya na luchsheye budushcheye v Yevrope.

hopen

Velen hopen op een betere toekomst in Europa.