Woordenlijst

уезжать

Поезд уезжает.

uyezzhat‘

Poyezd uyezzhayet.

vertrekken

De trein vertrekt.

молиться

Он молится тихо.

molit‘sya

On molitsya tikho.

bidden

Hij bidt in stilte.

укреплять

Гимнастика укрепляет мышцы.

ukreplyat‘

Gimnastika ukreplyayet myshtsy.

versterken

Gymnastiek versterkt de spieren.

записывать

Она хочет записать свою бизнес-идею.

zapisyvat‘

Ona khochet zapisat‘ svoyu biznes-ideyu.

opschrijven

Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.

переехать

К сожалению, многие животные до сих пор попадают под машины.

pereyekhat‘

K sozhaleniyu, mnogiye zhivotnyye do sikh por popadayut pod mashiny.

overrijden

Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

требовать

Он требует компенсации.

trebovat‘

On trebuyet kompensatsii.

eisen

Hij eist compensatie.

подниматься

Она уже не может подняться самостоятельно.

podnimat‘sya

Ona uzhe ne mozhet podnyat‘sya samostoyatel‘no.

opstaan

Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

устанавливать

Вы должны установить часы.

ustanavlivat‘

Vy dolzhny ustanovit‘ chasy.

instellen

Je moet de klok instellen.

получать

Он получает хорошую пенсию в старости.

poluchat‘

On poluchayet khoroshuyu pensiyu v starosti.

ontvangen

Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.

случаться

Что-то плохое случилось.

sluchat‘sya

Chto-to plokhoye sluchilos‘.

gebeuren

Er is iets ergs gebeurd.

нуждаться

Вам нужен домкрат, чтобы сменить шину.

nuzhdat‘sya

Vam nuzhen domkrat, chtoby smenit‘ shinu.

nodig hebben

Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.

привыкать

Детям нужно привыкать чистить зубы.

privykat‘

Detyam nuzhno privykat‘ chistit‘ zuby.

wennen aan

Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.