Woordenlijst
Afrikaans – Werkwoorden oefenen

toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.

voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.

uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.

gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?

verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

schilderen
Hij schildert de muur wit.

afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.

bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.

gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.

gaan
Waar gaan jullie beiden heen?

drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
