Woordenlijst
Afrikaans – Werkwoorden oefenen

oprapen
We moeten alle appels oprapen.

produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.

doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.

rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.

verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.

leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.

sterven
Veel mensen sterven in films.

zijn
Je moet niet verdrietig zijn!

vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.

accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.

belonen
Hij werd beloond met een medaille.
