Woordenlijst
Afrikaans – Werkwoorden oefenen

werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.

beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.

belonen
Hij werd beloond met een medaille.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.

failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

annuleren
Het contract is geannuleerd.

naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.

verloven
Ze hebben stiekem verloofd!

verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
