Woordenlijst
Afrikaans – Werkwoorden oefenen

rinkelen
De bel rinkelt elke dag.

overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.

dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.

schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.

vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.

stoppen
De agente stopt de auto.

creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?

stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
