Woordenlijst
Bengaals – Werkwoorden oefenen

reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.

rennen
De atleet rent.

verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.

weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.

trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?

volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.

oogsten
We hebben veel wijn geoogst.

voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.

gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
