Woordenlijst
Bengaals – Werkwoorden oefenen

achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.

boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.

aanraken
Hij raakte haar teder aan.

trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.

elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.

opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.

rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?

inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.

vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.

uitsluiten
De groep sluit hem uit.

eisen
Hij eist compensatie.
