Woordenlijst
Bengaals – Werkwoorden oefenen

importeren
We importeren fruit uit veel landen.

vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.

leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.

oprapen
We moeten alle appels oprapen.

verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.

opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.

wakker worden
Hij is net wakker geworden.

bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.

verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.

voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

geldig zijn
Het visum is niet meer geldig.
