Woordenlijst
Bengaals – Werkwoorden oefenen

doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.

binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.

zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.

duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

beginnen
De soldaten beginnen.

beginnen
School begint net voor de kinderen.
