Woordenlijst
Bosnisch – Werkwoorden oefenen

verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.

zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.

proeven
De chef-kok proeft de soep.

brengen
De koerier brengt een pakketje.

vechten
De atleten vechten tegen elkaar.

veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.

sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.

mengen
De schilder mengt de kleuren.
