Woordenlijst
Catalaans – Werkwoorden oefenen

moeten
Men zou veel water moeten drinken.

reizen
We reizen graag door Europa.

besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.

doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.

overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!

springen
Hij sprong in het water.

naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.

terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

verloven
Ze hebben stiekem verloofd!

afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

mengen
De schilder mengt de kleuren.
