Woordenlijst
Deens – Werkwoorden oefenen

wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.

sterven
Veel mensen sterven in films.

brengen
De koerier brengt een pakketje.

opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.

zijn
Je moet niet verdrietig zijn!

tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.

uitgaan
Ze stapt uit de auto.

veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.

vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.
