Woordenlijst
Deens – Werkwoorden oefenen

melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.

ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?

wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.

verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

bidden
Hij bidt in stilte.

sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.

mengen
De schilder mengt de kleuren.

geloven
Veel mensen geloven in God.

rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
