Woordenlijst
Duits – Werkwoorden oefenen

overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.

voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.

herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?

slapen
De baby slaapt.

omgaan
Men moet met problemen omgaan.

uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.

ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
