Woordenlijst
Duits – Werkwoorden oefenen

schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!

nemen
Ze moet veel medicatie nemen.

doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?

begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.

creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.

naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.

bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.

sterven
Veel mensen sterven in films.

bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?

verrijken
Specerijen verrijken ons eten.

vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
