Woordenlijst
Duits – Werkwoorden oefenen

stoppen
Hij stopte met zijn baan.

beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.

uitkomen
Wat komt er uit het ei?

voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.

begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.

voelen
Hij voelt zich vaak alleen.

ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.

geloven
Veel mensen geloven in God.

voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

wakker worden
Hij is net wakker geworden.
