Woordenlijst
Duits – Werkwoorden oefenen

wachten
We moeten nog een maand wachten.

verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.

vormen
We vormen samen een goed team.

open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!

blind worden
De man met de badges is blind geworden.

achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

begeleiden
De hond begeleidt hen.

beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.

worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.

becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.

ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.
