Woordenlijst
Grieks – Werkwoorden oefenen

naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.

mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.

weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.

schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.

samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.

ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.

parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.

eten
De kippen eten de granen.

tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
