Woordenlijst
Grieks – Werkwoorden oefenen

antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.

achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.

uitsluiten
De groep sluit hem uit.

zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

mengen
Ze mengt een vruchtensap.

achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.

rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.

zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.

verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.

voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
