Woordenlijst
Grieks – Werkwoorden oefenen

gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?

de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.

bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.

aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.

onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.

toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

denken
Ze moet altijd aan hem denken.

branden
Er brandt een vuur in de open haard.

verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
