Woordenlijst
Grieks – Werkwoorden oefenen

beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.

pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.

verbranden
Je moet geen geld verbranden.

omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.

voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.

bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
