Woordenlijst
Engels (US) – Werkwoorden oefenen

herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.

zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.

arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.

sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.

ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.

bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!

samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.

vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.

instellen
Je moet de klok instellen.

bespreken
Ze bespreken hun plannen.
