Woordenlijst
Engels (US) – Werkwoorden oefenen

uitzetten
Ze zet de wekker uit.

bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.

aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.

weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.

ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?

naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.

hangen
De hangmat hangt aan het plafond.

verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.

creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.

moeten
Hij moet hier uitstappen.
