Woordenlijst
Engels (US) – Werkwoorden oefenen

bedekken
Ze bedekt haar gezicht.

teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

genieten
Ze geniet van het leven.

staan
De bergbeklimmer staat op de top.

beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

sterven
Veel mensen sterven in films.

schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!

consumeren
Ze consumeert een stukje taart.

voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.

ondertekenen
Hij ondertekende het contract.

controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
