Woordenlijst
Engels (US) – Werkwoorden oefenen

naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.

controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.

kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.

inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.

zijn
Je moet niet verdrietig zijn!

bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.

voltooien
Kun je de puzzel voltooien?

vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.

zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

huilen
Het kind huilt in het bad.
